Steeds meer werknemers gaan werken als zzp‘er. Een deel maakt die keuze weloverwogen, een ander deel wordt tegen wil en dank in die positie gemanoeuvreerd. In de volksmond gaat het dan om de schijnzelfstandige. Een bekend fenomeen in branches als de zorg, het onderwijs en de kinderopvang. De arbeidsrechtelijke en fiscale gevolgen kunnen groot zijn. Het is al jarenlang een arbeidsrechtelijk heet hangijzer en actueler dan ooit met grote ontwikkelingen in 2025 en 2026. Ik zet de meest recente en aankomende ontwikkelingen op een rij.
Als u het nieuws een beetje volgt, dan ontkomt u niet aan de term ‘schijnzelfstandigheid’. Maar wat is dat nu eigenlijk? En wat zijn de risico’s? Schijnzelfstandigheid ontstaat wanneer u als opdrachtgever een zzp’er inhuurt, maar de samenwerking in de praktijk meer op een dienstverband lijkt. Dit kan het geval zijn als de zzp’er grotendeels afhankelijk is van uw organisatie voor inkomsten of weinig zeggenschap heeft over eigen tarieven en werktijden.
Als blijkt dat er sprake is van een verkapt dienstverband, dan bent u geen opdrachtgever maar werkgever. Dit brengt zowel een fiscaal- als een arbeidsrechtelijk risico met zich mee. Als werkgever bent u namelijk verplicht om – met terugwerkende kracht! – loonbelasting en sociale premies af te dragen. Dit kan leiden tot hoge naheffingen en boetes. Als werkgever bent u ook arbeidsrechtelijk ineens ‘aan de beurt’ met werkgeverslasten en -risico’s als loondoorbetaling bij ziekte en vakantie en de ontslagbescherming die een werknemer geniet.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader bij de beoordeling van arbeidsrelaties is op dit moment nog steeds de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet ‘DBA’). Jarenlang stond deze wet – een miskleun – in de spreekwoordelijke koelkast en gold er een handhavingsmoratorium (geen mortuarium zoals ik laatst hoorde). De belastingdienst handhaafde nauwelijks. Vanaf 1 januari 2025 wordt er echter weer volledig gehandhaafd op schijnzelfstandigheid. Zet u een zzp’er in voor werk dat feitelijk in loondienst zou moeten gebeuren, dan kunt u tot maximaal vijf jaar terug boetes en naheffingen krijgen. Gedurende een overgangsperiode van één jaar krijgen bedrijven nog geen boetes als ze aantonen dat ze maatregelen nemen tegen schijnzelfstandigheid. De Wet ‘DBA’ zal worden vervangen door de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (‘VBAR’). De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026. Daarover meer in mijn juridische columns in 2025.
Wanneer is sprake van een verkapt dienstverband?
Wat bepaalt of er sprake is van schijnzelfstandigheid? Onthoud dat wat in een contract staat niet richtinggevend is, maar wel de wijze waarop partijen uitvoering geven aan de werkzaamheden in de praktijk. Zo kan een tussen partijen overeengekomen ‘Overeenkomst van opdracht’ in de praktijk toch kwalificeren als een arbeidsovereenkomst. De Belastingdienst hanteert in feite de drie wettelijke criteria die bepalen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst: gezagsverhouding, persoonlijke arbeid en vergoeding. Het doorslaggevende criterium is de gezagsverhouding. Is er een hiërarchische relatie tussen de opdrachtgever en de zzp’er? Ontvangt de zzp’er bijvoorbeeld instructies en aansturing zoals een werknemer? De mate van zelfstandigheid vormt een cruciale factor.
Nieuwe gezichtspunten na Deliveroo arrest
In de rechtspraak zijn een aantal gezichtspunten ontwikkeld die meewegen bij de beoordeling of er sprake is van schijnzelfstandigheid. In het Deliveroo arrest van 24 maart 2023 heeft de Hoge Raad nieuwe gezichtspunten geformuleerd, zoals de ‘historische en organisatorische inbedding in de organisatie’ en ‘ondernemerschap’. Vooral de eerste is van belang: als een werknemer op vrijdag de deur dichttrekt na een jarenlang dienstverband, om op maandag op dezelfde werkvloer te verschijnen als zzp’er, dan heb je de schijn tegen. Werkt de ‘zzp’er’ zij-aan-zij met collega’s, verricht hij dezelfde werkzaamheden in hetzelfde team en is hij onderworpen aan dezelfde regels en aansturing, dan wijst dit op een dienstverband. Gedraagt de ‘zzp-er’ zich als echte ondernemer, dan kan de beoordeling juist doorwegen naar de andere kant. Heeft de ingehuurde zzp’er een bedrijfsauto met eigen bedrijfslogo, een eigen website en bedrijfskleding? Doet hij aan acquisitie, marketing en reclame? Bouwt hij aan zijn reputatie als ondernemer en heeft hij meerdere opdrachtgevers? Allemaal indicaties die wijzen op echte zelfstandigheid. Ook een fatsoenlijk uurtarief, waardoor de zzp‘er ook een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een eigen pensioen kan organiseren, zijn duidelijke indicaties in die richting. Een minimum uurtarief is zelfs onderdeel van het wetsvoorstel ‘VBAR’.
Het is en blijft maatwerk. In iedere individuele situatie moeten alle verschillende criteria en gezichtspunten als ‘balletjes’ worden meegewogen, waarbij deze in onderlinge samenhang de weegschaal doen doorslaan naar schijnzelfstandigheid en dus een dienstverband of juist naar zuivere zelfstandigheid en ondernemerschap. Ik zal u ook in 2025 blijven meenemen in de ontwikkelingen wat betreft schijnzelfstandigheid en u ook op de hoogte houden over de ontwikkelingen rondom de ‘VBAR’.