Informatie

Geschreven door
 Keistad Advocaten
Datum
 21-2-2022
Categorie
Arbeidsrecht

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (‘Wwz’) in 2015, is de veel gehoorde kritiek dat het Nederlandse ontslagstelsel te rigide is geworden. In tegenstelling tot de open ontslagnorm die tot 2015 gold, dient de (kanton)rechter nu de limitatief in de wet opgenomen ‘redelijke gronden’ voor ontslag streng te toetsen. Dit blijkt in de praktijk nogal eens lastig: waar een ontslag soms de beste oplossing lijkt, staat de huidige strenge wettelijke toets nogal eens in de weg. Daarom is met de invoering op 1 januari 2020 van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (‘Wab’) – in feite reparatiewetgeving van de Wwz – ook de cumulatiegrond of de ‘i’- grond geïntroduceerd. Welke lijn valt te ontdekken in twee jaar ‘i’ grond rechtspraak? En heeft de wetgever haar doel om het ontslagrecht iets soepeler te maken, bereikt?

Met de introductie van de ‘i’- grond beoogde de wetgever een oplossing te bieden voor die situaties, waarbij ieder weldenkend mens begrijpt dat een ontslag de beste oplossing is, maar waarbij de wet vijf jaar lang geen ruimte bood. Het gaat dan om situaties waarbij geen van de (minimaal twee) aangedragen ontslaggronden op zichzelf voldragen zijn. Dan kan cumulatie van ontslaggronden met de ‘i’-grond eventueel uitkomst bieden.

Jurisprudentie sinds 2020

Op 17 februari 2020 oordeelde de kantonrechter (Rechtbank Noord-Holland) voor het eerst over een ontbindingsverzoek op de ‘i’-grond. De kantonrechter wees het verzoek af. De werkgever had “nagelaten afzonderlijk toe te lichten waarom ontbinding op de i-grond in de rede ligt”. De kantonrechter oordeelde dat het niet aan hem is om – wanneer iedere toelichting ontbreekt – de omstandigheden die zijn aangevoerd in het kader van de afzonderlijke ontslaggronden te verzamelen, en zelfstandig te beoordelen of dat voldoende is voor een voldragen ‘i’-grond.

In lijn hiermee oordeelde de kantonrechter Den Haag (Rechtbank Den Haag, 8 juni 2020) dat het “ook niet voldoende is dat de werkgever dezelfde feiten en gedragingen van de werknemer herhaalt die hij ook aan de andere ontslaggronden ten grondslag heeft gelegd en vervolgens stelt dat deze omstandigheden tezamen voldoende grond vormen voor ontbinding op de i-grond.”
Verder is sinds de uitspraak van de kantonrechter Rotterdam (Rechtbank Rotterdam, 3 maart 2020), “de tendens onder kantonrechters ontstaan dat voor een geslaagd beroep op de ‘i’-grond sprake moet zijn van tenminste één andere ontslaggrond die op zichzelf bezien nagenoeg voldragen is.”

In lijn hiermee oordeelde de kantonrechter te Utrecht (Rechtbank Midden-Nederland, 11 september 2020) als volgt: om op de i-grond te kunnen ontbinden hoeven de te combineren ontslaggronden niet ‘voldragen’ te zijn, maar moeten deze in onderlinge samenhang wel “zodanige substantie” hebben, dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

Rode draad

Sinds de invoering van de ‘i’- grond op 1 januari 2020, is deze door de rechtspraak dus nader ‘ingekleurd’, waarbij de volgende lijn valt te ontdekken:
• Het is noodzakelijk dat concrete feiten en omstandigheden worden aangedragen om ontbinding op de i-grond mogelijk te maken. Het enkel herhalen van de feiten en argumenten die al onder de andere ontslaggronden zijn vermeld, volstaat niet;
• Er moet sprake zijn van tenminste één nagenoeg voldragen ontslaggrond. Om in de terminologie van de wetsgeschiedenis te spreken: als de ‘borrelglaasjes’ afzonderlijk zo goed als leeg zijn, dan is het ook niet mogelijk is om hier een ‘cocktail’ (lees: voldragen ‘i’- grond) van te maken;
• De ‘i’- grond is nadrukkelijk niet bedoeld ‘ter reparatie’ voor gebreken in andere ontslaggronden. Dit is ook in lijn met de wetsgeschiedenis, waaruit blijkt dat het “sprokkelen van enkele slecht onderbouwde gronden niet voldoende” is.

Conclusie

Rechters blijken vanaf het begin terughoudend met het toewijzen van een ontbinding op de i-grond. In vrijwel alle uitspraken in de maanden na de eerste uitspraak op 17 februari 2020, wezen kantonrechters ontbinding op de i-grond af. Dit is nog steeds richtinggevend voor de huidige rechtspraak. Een beroep op de ’i’- grond kent dus een strenge toets die slechts in uitzonderlijke gevallen wordt toegepast. De wetgever had met de ‘i’- grond niet als doel om het Nederlandse ontslagrecht vergaand te versoepelen. Dat is gelukt, gezien de vele afwijzingen. Het kleine aantal toewijzingen op de ‘i’- grond, laat zien dat het ontslagrecht hooguit een beetje is versoepeld.

Stijn Maas