Informatie

Geschreven door
 Keistad Advocaten
Datum
 28-1-2022
Categorie
Arbeidsrecht

Mijn vorige drie juridische columns gingen over de arbeidsrechtelijke gevolgen van Corona. Inmiddels weten we dat arbeidsrechtelijke wetgeving niet altijd is toegerust op Corona-gerelateerde vraagstukken en dat ook rechters voor een nieuwe situatie staan. Vorige keren ging ik onder meer in op een Corona-gerelateerde uitspraak van de kort geding rechter in Amsterdam, op hoe werkgevers en werknemers om (kunnen) gaan met thuiswerken, op de (valse) werkgeversverklaring en de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden. Ruim een jaar verder ‘kleuren’ rechters het recht steeds meer in bij Corona-gerelateerde vraagstukken.

De eerder door mij behandelde uitspraak van de kort geding rechter in Amsterdam liet – kort samengevat – zien dat een contractspartij in sommige gevallen onder betalingsverplichtingen kon uitkomen op grond van onvoorziene omstandigheden, ondanks de duidelijk gemaakte contractuele afspraken. Ditmaal behandel ik weer een interessante ‘Corona’- uitspraak van de kort geding rechter.

Geen mondkapje, geen loon?

In de praktijk komen veel werkgevers en werknemers vaak wel tot pragmatische en werkbare oplossingen voor Corona-gerelateerde arbeidsrechtelijke vraagstukken. Maar niet altijd. Zo zijn er altijd werknemers die zich niet willen of kunnen aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Een goed voorbeeld: het mondkapje. Zo boog de kort geding rechter van de Rechtbank Midden-Nederland zich over dit Corona-gerelateerde vraagstuk: een chauffeur/bezorger van een banketbakkerij, weigerde om een mondkapje te dragen. Daarop schortte de werkgever het loon op en liet werknemer niet toe op de werkvloer. De werknemer vorderde wedertewerkstelling en loondoorbetaling. Wie kreeg er gelijk?

Instructierecht werkgever

Het instellen van een mondkapjesplicht op de werkvloer valt onder het zogenoemde instructierecht van de werkgever. Het instructierecht houdt in dat de werknemer zich moet houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid, alsmede aan die welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming. Kenmerkend voor het instructierecht is dat de voorschriften eenzijdig door de werkgever kunnen worden gegeven, waar werknemers zich in beginsel aan hebben te houden. Zo niet, dan mag de werkgever de loonbetaling opschorten en de toegang tot het werk weigeren.

Dit kan eventueel anders zijn als het instructierecht een inbreuk maakt op een grondrecht van de werknemer. In deze zaak stelde de werknemer dat het verplicht dragen van een mondkapje een inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer, omdat dit hinder, ongemak en gezondheidsrisico’s veroorzaakt. Dan is de vraag of een dergelijke inbreuk gerechtvaardigd is. Ten eerste moet de instructie een legitiem doel dienen en moet die instructie een geschikt middel zijn om dat doel te bereiken. Ten tweede moet worden nagegaan of de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer evenredig is in verhouding tot het belang van de werkgever bij het bereiken van het beoogde doel en of de werkgever dat doel redelijkerwijs op een minder ingrijpende wijze kon bereiken.

Oordeel rechter

Wat oordeelde de rechter in deze zaak? De verplichting tot het dragen van een mondkapje in de panden van werkgever dient twee legitieme doelen. Ten eerste is een werkgever wettelijk verplicht de individuele belangen van haar werknemers te beschermen door zorg te dragen voor een gezonde en veilige werkomgeving. De werkgever is dan ook gedurende de corona pandemie gehouden datgene te doen wat nodig is en wat binnen haar macht ligt om besmetting van haar werknemers op de werkvloer met het corona virus te voorkomen. Ten tweede heeft werkgever haar bedrijfsbelang te beschermen, omdat zij onder meer een loondoorbetalingsverplichting heeft bij ziekte. Door de vele quarantaines en het hoge ziekteverzuim als gevolg van het coronavirus, was deze werkgever hard getroffen.

Hoewel over de effectiviteit van het mondkapje wordt getwist, is het een maatschappelijk aanvaard middel. De kantonrechter oordeelt dat het dragen van een mondkapje gedurende de corona pandemie aan de veiligheid en gezondheid kan bijdragen. Ook de werkgever mocht hier ten tijde van het geven van de instructie van uitgaan, te meer omdat zij de instructie heeft gegeven op advies van de branchevereniging. De banketbakkerij moet zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Daarnaast heeft de werkgever een bedrijfsbelang, omdat medewerkers bij ziekte of quarantaine doorbetaald moeten worden. Ook daarbij kan het dragen van een mondkapje helpen. Een mondkapjesplicht kan alleen effectief zijn als iedereen zich eraan houdt. De banketbakkerij mag dus al haar medewerkers deze verplichting opleggen. Weigert een werknemer, dan mag de werkgever het loon van de medewerker opschorten en de toegang tot het werk ontzeggen zolang hij weigert een mondkapje te dragen.

Stijn Maas