De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) biedt de mogelijkheid om faillissementsverzoeken gedurende een bepaalde tijd te schorsen, indien een akkoord in voorbereiding is. Ook in onderhavige zaak werd de WHOA in stelling gebracht om een faillietverklaring tegen te houden. In deze situatie gebeurde dit echter niet op de voorgeschreven wijze binnen het kader van de nieuwe wet. Het resultaat daarvan was dat de schorsing van de faillissementsaanvraag mislukte. De vraag is daarmee: waar ging het nu mis in de loop van dit proces?
In deze zaak is hoger beroep aangetekend tegen het vonnis waarin het faillissement is uitgesproken. Het hof wordt verzocht om dit vonnis te vernietigen en het faillissementsverzoek alsnog af te wijzen, doordat men door een verzuim in de betekening rauwelijks failliet is verklaard. Hierdoor heeft men geen aanspraak kunnen maken op de WHOA. Het doel van het verzoek aan het hof is dat het uitgesproken faillissement alsnog wordt vernietigd, waarna de rechtbank zal worden verzocht om het bedrijf alsnog in aanmerking te laten komen voor de WHOA.
Het hof overweegt dat – met name gelet op de betekeningen en het gelegde beslag – duidelijk moet zijn geweest dat betaling van de vordering werd gevorderd. De faillissementsaanvraag kwam dan ook niet als donderslag bij heldere hemel. Men had zelf stappen moeten zetten om iets aan die schuld te doen. Dit geldt ook ten aanzien van de schulden bij andere schuldeisers. Er is niet constructief geprobeerd om samen met deze schuldeisers tot een oplossing te komen en een haalbaar en doordacht akkoord te bereiken. Het hof volgt niet dat er succesvol gebruik had kunnen worden gemaakt van een reorganisatie-akkoord op basis van de WHOA.
Denise van Zijl
Bron: uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 4 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4081